Welke thema’s zijn belangrijk in jouw werk?
Rampen. Amerika. Weggaan. De eenzaamheid en de hoogmoed van de mens. Het verliezen van de controle en dan vooral het moment ervoor en erna.
Waar ben je opgegroeid en opgeleid?
Ik ben opgegroeid in Wierden, een dorp in Twente. Nadat ik mijn middelbare school in Almelo had afgerond ben ik weggegaan uit Twente en heb ik een studie Toegepaste Vormgeving gevolgd in Zwolle. Na deze studie heb ik in Haarlem en New York gewoond en gewerkt. Eenmaal terug verhuisd naar Nederland ben ik Fine Art gaan studeren aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Hier ben ik in 2013 afgestudeerd.
Wat inspireert je?
Vergeten nieuwsberichten en verhalen zijn een grote inspiratie. Dit kan een verhaal zijn dat ik ergens hoor of een historische gebeurtenis waar ik een krantenartikel van lees. Vaak zijn dit verhalen die zich hebben afgespeeld in Amerika, wat tevens een grote inspiratie is. Van jongs af aan heb ik een fascinatie gehad voor dit land en de laatste jaren krijgt Amerika ook steeds vaker een rol in mijn werk. Om die reden probeer ik er minstens een keer per jaar naartoe te gaan.
Kun je ons iets vertellen over hoe je begint aan nieuw werk? Start je met een idee, een verhaal of een beeld?
Vaak ben ik zo vol van een bepaald onderwerp dat ik daar per se iets mee wil doen. Ik weet niet hoe en ik weet niet op welke manier maar ik wíl dat het een rol krijgt in mijn werk. Vaak ga ik dagen en nachten als een detective het internet afstruinen naar informatie en soms ga ik naar de plekken toe die ermee te maken hebben.
Guy Vording, Black Pages, Man dying (2017)
De serie tekeningen Black Pages II is een typisch voorbeeld hiervan: een vliegtuig stort in 1960 neer in het hart van Brooklyn. Nadat ik hier een paar foto’s van voorbij zag komen wakkert dat iets aan en ik begin erover te lezen. Ik zoek verder, bestudeer de feiten, lees verhalen van getuigen en de achtergronden van de passagiers.
Uiteindelijk heb ik er een onderzoeksproject van gemaakt waarbij ik ook de plek heb bezocht en gefotografeerd. In de hele serie komt het onderwerp en het onderzoek niet zichtbaar naar voren en voor een toeschouwer is het waarschijnlijk niet van belang, maar ik heb de fascinatie en het vooronderzoek nodig gehad om het werk te creëren.
Hoe ziet je gemiddelde werkdag er uit?
Mijn dag begint traag. In de ochtend komt er weinig uit mijn handen en ben ik vooral bezig met het lezen en onderzoeken van mijn onderwerpen. Het is structuur vinden in wat ik onderzoek en dat opschrijven. Aan het eind van de middag ga ik pas naar mijn atelier en werk daar het liefst tot in de nacht. Ik vind het prettig om een omgekeerd ritme te hebben; in plaats in de ochtend naar mijn werk te gaan ga ik het liefst op het moment dat ik iedereen van het werk weer naar huis zie fietsen.
Kun je voor ons je atelier omschrijven?
Mijn atelier bevindt zich in De Baarsjes, Amsterdam Oud-West, in een rustige straat waar voornamelijk mensen wonen en niet werken. Het is een open ruimte, een soort garage, op de begane grond waar voorheen een timmerman vijftig jaar lang zijn werkruimte had. De ruimte is ruim en licht, maar is afgezonderd van de buitenwereld. Mede doordat de ramen aan de voorzijde zijn geblindeerd en het meeste daglicht vanaf het dakraam komt.
Achterin zit een kleine kamer die ik kan afsluiten en vaak zit ik daar de wintermaanden met de deur dicht. Tegen de wanden staan stapels boeken en tijdschriften en ik probeer een duidelijke structuur te houden. Dat gaat kort goed.
Kun je 3 ongewone items opnoemen in je studio?
Een collectie boeken over de Titanic. Pin-speldjes met het gezicht van Jackie Kennedy. De plattegrond van de begraafplaats Green-Wood Cemetery in Brooklyn.
Werk je graag met muziek of in stilte?
Dat verschilt. Werk ik aan tekeningen en collages waarbij tekst een rol speelt (zoals bij de series Black Pages en Black Pages II) dan is het stil in mijn atelier. Wanneer dat niet het geval is dan staat er vaak een specifiek nummer op repeat-one of een podcast met een interview op.
Met welk materiaal werk je graag?
Oude tijdschriften, boeken en kranten vormen de basis van mijn werk. Daarmee bedoel ik dat ze letterlijk de ondergrond zijn van een serie collages of tekeningen. In mijn atelier staan hier stapels van en dit materiaal is daarom cruciaal.
Ik gebruik zelden nieuw, wit papier alleen wanneer ik werk in oplage maak. Daarnaast heb ik altijd voldoende aquarelpotloden en pigment- en Oost-Indisch inkt. Kleur is nooit bewust belangrijk. Gaandeweg het proces krijgt het een rol maar dat is van tevoren nog niet aan de orde. Zodra ik begin ben ik vooral bezig met tekst, het verhaal en mijn onderwerp.
Waar streef je naar in je werk? Wanneer is een werk voor jou af?
Het is belangrijk dat ik iets nieuws heb ontdekt. Ik werk vrijwel altijd in series en nadat er een serie is voltooid moet het mij iets brengen dat ik van tevoren niet had bedacht.
Heb je zelf thuis werk van collega kunstenaars?
Langzaam aan bouw ik een kleine collectie op. Ik heb een groot schilderij van Marie Reintjes en een werk van Jessica Skowroneck. Een piëzografie van Dieuwke Spaans was het eerste echte kunstwerk dat in mijn huis kwam.
Je maakte voor ons een speciale editie, een risoprint in kleine oplage. Kun je iets vertellen over ‘Zijn leeghoofdige vrouw’?
‘Zijn leeghoofdige vrouw paste precies bij hem’ komt direct voort uit de serie Black Pages. Het werk is een reactie op de waan dat de mens zich vaak superieur voelt; hij staat boven al het andere op de wereld – ik wil dat idee tegenspreken. Of op zijn minst wil ik een tegenreactie aangaan.
In mijn werk zoek ik naar momenten waarbij er controle verloren gaat, zoals bijvoorbeeld bij natuur- of vliegtuigrampen, maar ik probeer dat moment ook uit de intiemere momenten te halen. Bijvoorbeeld ongemakkelijke en eenzame familie-etentjes of het samenkomen tijdens Kerstavond waarbij er een unheimische sfeer hangt tussen de gasten, waar de toeschouwer net zijn vinger niet op kan leggen. Deze riso draagt dezelfde betekenis waarbij ik het voorkomen van het personage wil laten botsen met de taal in het werk.