Over Bas van den Hurk

Bas van den Hurk maakt als experimenteel schilder internationaal naam. Zijn werk is vertegenwoordigd in de collecties van het van Abbemuseum in Eindhoven en De Vleeshal in Middelburg en in talloze internationale particuliere verzamelingen.

Kun je ons iets vertellen over hoe je begint aan nieuw werk?
Meestal werk ik aan een bepaalde tentoonstelling en het eerste wat ik dan doe is de ruimte gaan bezoeken waarin de tentoonstelling is. Wat is het voor plek? In welk land, in welke stad? Wat is er voor sfeer? En dat koppel ik aan vragen waar ik mee bezig ben.

Heel vaak komen die voort uit teksten die ik op dat moment lees. Momenteel bijvoorbeeld werk is aan een driemans-tentoonstelling en daarvoor gebruik ik een tekst van Celine Condorelli over vriendschap. Deze tentoonstelling komt in een ruimte die bestaat uit verschillende geschakelde ruimtes waarbij je hele mooie zichtlijnen hebt.

Het is interessant om te zien hoe je met z’n drieën dan omgaat met zo’n ruimte, en hoe een onderliggend motief over vriendschap daarin een rol kan spelen. Tegelijk heb ik de afgelopen maanden gewerkt met theatercollectief Lars Doberman aan een voorstelling over de vrouw.

Bas van den Hurk, LA BREA Residency, foto Danny First

Daarvoor hebben we ook veel gelezen en geëxperimenteerd, maar in een theaterzaal. Ik ben benieuwd hoe ik de ervaringen die ik daar heb opgedaan mee kan nemen en vertalen naar een presentatie in de beeldende kunst, van de black box naar de white cube. Van een periode waarin je iedere dag samen met anderen aan iets werkt naar een periode waarin ik allereerst weer alleen in het atelier aan het werk ben en pas daarna in een tentoonstelling dingen samen ga brengen.

De titels van jouw werken (schilderijen en installaties) zijn heel bijzonder, kun je daar iets over vertellen?
Eerder haalde ik mijn titels vaak uit films, bijvoorbeeld in Amerika heb ik een tijd lang alle werken naar personages van Uma Thurman genoemd, zoals Beatrix Kiddo uit Kill Bill. Maar de laatste jaren komen de titels meestal van songteksten, uit muziek waar ik op dat moment in mijn studio naar luister. Heel vaak teksten van Bob Dylan.

Ik destilleer dan uit zijn teksten zinnen die ik koppel aan de beelden die ik op dat moment maak. Daarbij wil ik dat het niet narratief is en ook dat het niet niet-narratief is. Het moet er ergens tussenin zweven. Zodat het een veld van associaties opent, het werk nog een extra ruimte geeft. Of zoals Duchamp zei: een extra kleur. 

Stoffen zijn belangrijk in jouw werk, losse stoffen, opgespannen stof, maar ook toevoegingen als kralen, takjes en kettingen, is dit vanaf de academie al onderdeel van je werk?

De stoffen hebben een meerledige achtergrond. Allereerst was mijn vader etaleur. Hij maakte grote etalages voor grote bedrijven, in die tijd was dat nog echt een vak. Als kind ging ik vaak met hem mee en ik denk dat ik daar al dingen opgepikt heb, een gevoel voor omgeving, een voorkeur voor schikking van uiteenlopende elementen in een ruimte.

Daarom werk ik meestal met installaties, schilderijen houden vaak het midden tussen een autonoom werk en onderdeel zijn van een groter geheel. Verder was Tilburg van oudsher een textielstad. En omdat ik daar woon en vandaan kom, en ook in de oude textielbuurt woon en werk heeft dat ook invloed. Mijn atelier ligt tussen het Textielmuseum en de Pont in, en de Pont is zoals je weet ook gevestigd in een oude textielfabriek.

Wat betreft de toevoegingen aan het schilderij dat is iets dat ik zo’n vijftien jaar geleden langzaam heb ontwikkeld. Eerst in samenwerking met Wouter Verhoeven met wie ik toen een duo vormde. Later alleen. De toevoegingen zijn naast de stoffen onderdeel van het bevragen van het schilderij. Het maken van assemblages en collages geeft aan dat er botsende elementen zijn in een werk, zoals ook in de wereld an sich het geval is. We leven in een tijd die vol tegenstrijdigheden waarin dingen in onbegrijpelijke constellaties bij elkaar komen, dat wordt gereflecteerd in het werk.

Wanneer is een werk voor jou af en geslaagd?
Zolang de werken in het atelier zijn, zijn ze permanent onaf. Als ik aan een bepaald werk bezig ben staan en liggen er vaak veel andere werken om me heen. Vanuit mijn ooghoeken kan ik dan ineens zien dat er op die omliggende werken nog iets gedaan moet worden. Of iets geslaagd is zal meestal de tijd bepalen. Vaak pas later als je terugkijkt op een bepaalde periode met werken zie je dat.

Hoe vond je destijds als jonge kunstenaar je eigen geluid?
Daar heb ik heel lang naar gezocht. En nog. Dat gaat altijd door. Ik zwerf tussen het verlangen om me volledig te richten op het maken van autonome schilderijen en het maken van installaties waarin werken onderdeel van een groter geheel worden.
Ik leef met fragmenten, denk langs sporen. Ik beweeg me op en neer tussen de autonomie van de werken – en het verlangen dat daar aan gekoppeld zit om ook als mens zo autonoom mogelijk te zijn – en het bewustzijn dat een werk – en ook een mens – onderdeel is van een geheel van netwerken en contexten waarin werken functioneren.

De heteronomie van een kunsthistorisch, kunsttheoretisch, filosofisch discours, maar ook de fysieke ruimte waarin een werk hangt of staat en de relatie die het daarin aangaat met andere werken en met de toeschouwers die er rondom bewegen.
Het spanningsveld tussen die autonomie en die heteronomie vind ik het allerbelangrijkste aan kunst. En leven. Soms neig ik meer naar de ene kant en soms meer naar de andere, dat hangt af van mijn gemoed, van het moment in het leven waarin ik me bevind.

Hoe ziet je gemiddelde werkweek er uit?
Ik doe veel verschillende dingen. Ben niet een kunstenaar die iedere dag van 9 tot 5 in zijn atelier zit. Voor mij is dialoog heel belangrijk, ik werk veel samen, vaak met jonge mensen. Naast mijn eigen werk heb ik met Koen Delaere in 2008 Whatspace opgericht. Daarmee hebben we de afgelopen jaren een groot aantal projecten gedaan, variërend van ruige eendags-acties tot langlopende museum-presentaties.

Daarnaast run ik mede Gastatelier LEO XIII, een residentie-plek met een groot atelier dat gelegen is in de voormalige school waarin ik ook mijn atelier heb. Ik geef les aan AKV/St. Joost en ben ik coach van mijn dochters hockeyteam.
Afgelopen maanden heb ik – zoals gezegd – samengewerkt met theater collectief Lars Doberman dat onderdeel is van Orkater. Ik heb de kostuums gemaakt voor het stuk ‘De Vrouw’ dat momenteel door Nederland op tournee is, waarbij ik dan weer samenwerk met Sanne Jansen, een modeontwerper om de kleding te maken. En voor dit stuk heb ik ook veel samengewerkt met Jochem van Laarhoven, een oud-student, die onderdeel is van Lars Doberman voor het decor en de scenografie.

De afgelopen weken bestonden voor mij veel uit het op- en neer rijden naar Amsterdam, dan met 8 mannen in een donkere ruimte jezelf opsluiten van 10 uur ’s morgens tot 10 uur ’s avonds om te experimenteren met theatrale vormen rondom een onmogelijke thematiek en daarin te zien wat de rol van beeldende kunst kan zijn. Ontzettend interessant, inspirerend en leerzaam om een tijd deel uit te maken van een dergelijk collectief, om even helemaal uit je comfort zone te zijn. 

Kun je voor ons je atelier omschrijven?

Dat is een groot, licht, voormalig klaslokaal met heel mooi Noorderlicht. Het atelier is altijd in beweging. Ik werk veel met schragen en klaptafels zodat ik de opstelling snel kan veranderen. Het zeefdrukken vraagt om een andere opstelling als het schilderen. Tijdens het schilderen zelf werk ik afwisselend op de grond en aan de muur.

Kun je meer vertellen over de multiple die je speciaal voor We Like Art maakte?

De multiple heeft als basis een tekening die ik in 2016 als onderdeel van een grotere serie tekeningen gemaakt heb in de La Brea residentie in Los Angeles. Dat was een hele grote, ruige industriële ruimte.

Tekenen is voor mij een snelle manier van denken. Uit die serie is een werk gekozen dat ergens die energie van Los Angeles, van die omgeving, van die studio in zich draagt. Nu heb ik de tekening als multiple meegenomen naar Portugal afgelopen zomer. En daar heb ik buiten op een balkon met uitzicht op zee in de zon elke dag met make-up toevoegingen gedaan aan het oorspronkelijke werk.

Ik werk wel vaker met andere materialen en met make-up, maar dit was wel de eerste keer dat make-up het enige materiaal was wat ik had. Zoals met de stoffen vind ik het mooi dat een materiaal refereert aan decoratie, aan het opmaken, aan maquillage, alsof het om een personage gaat waarbij de persoonlijkheid benadrukt wordt door de manier waarop de make-up is toegevoegd. Bijvoorbeeld door veel glitter te gebruiken voor een extraverte versie of juist meer ingetogen kleuren voor een standvastig karakter.

Heb je zelf thuis werk van collega kunstenaars?
Ja, zeker! Maar niet heel erg veel. Ons huis is in een voormalige gymzaal, die ook onderdeel is van het voormalige schoolgebouw waar mijn studio in zit. Het is een hoge, lichte ruimte, en als gezin hechten we aan die lichtheid, die openheid, die door het hele huis zit. Daarom hangen er niet zo heel veel werken. De werken die er hangen zijn van onder andere Koen Delaere, Rene Daniels, Marijn van Kreij, Remco Torenbosch, Joost Sicking, Tyrell Kuipers, Thomas Rameckers en Dan van Severen. We zijn aan veel van die werken erg gehecht en de meesten hangen er dan ook al heel lang. Soms voegen we wat toe, maar we halen niet veel weg.

Deel deze pagina

  • Bas van den Hurk

    Drinkin’ White Rum in a Portugal Bar (2018)
     475,00 Lees verder: