
Welke thema’s zijn belangrijk?
Ik heb geen vast thema,het ontstaat tijdens het maken. Dan wordt duidelijk per schilderij waar het in dat werk over gaat. Je kan een gedicht over een plant maken, dat eigenlijk over vergankelijkheid gaat. Dan is plant het onderwerp en vergankelijkheid het thema. Het een ontstaat uit het ander en vice versa.
Er gebeurt van alles, zoals verschuiven, overlappen, randen, uiteenvallen of weer samengaan –procesmatige dingen. Die koppel ik wel aan een vorm of idee, dat alles een richting geeft.
Meestal werk ik in series waarin ik een vorm of gebeurtenis uitwerk of steeds opnieuw maak, varieer of verbeter. Er is een probleemstelling, met bepaalde kleuren en vormen. De vormen ontstaan vanuit de schilders-beweging; ritme of dikte van de kwast. Per serie gebruik ik twee kleuren en wit, die vermenging zorgt voor een wereld in een toon. De keuze van de kleur maak ik wel met een bepaalde wereld / doel voor ogen. Van te voren weet ik niet hoe dat eruit gaat zien of uit hoeveel werken die serie zal bestaan.
Waar ben je opgegroeid en opgeleid?
Ik ben opgegroeid in de Bollenstreek in een dorp aan de rand van de duinen. De middelbare school was 15 km fietsennaar Haarlem. Daarna ben ik naar de lerarenopleiding tekenen gegaan in Amsterdam. En daarna naar Ateliers 63, toen nog in Haarlem.
Wat mij inspireert is bepaalde lichtval op dingen, verschijningsvormen, weersgesteldheid, wolken, materialen en structuren in natuur of materialen. Ritmes en klank, in muziek, literatuur, gedichten, dans.
Hoe begin je aan een nieuw werk?
Een nieuw schilderij is meestal een poging tot verbetering van de vorige, of iets uitbouwen wat ik net ontdekt heb in een werk. Dat is dus een idee in materiaal gedacht. Dus het is beeld en idee ineen.
Mijn werkdag is –
wandelen met hond, dan koffie en naar atelier. Misschien even over de markt lopen. Als ik op atelier kom eerst werkkleding aan. Dat is een stap van buiten naar binnen. Dan leg ik spullen klaar en dan draai ik pas het werk om en dan ga ik beginnen. Ik begin met werken en werk aan 1 stuk door en stop dan. Dat is heel intensief. Als ik afstand neem kan ik niet meer werken. Het moet in een sessie gebeuren. Op die dag. Een volgende dag leg ik er een nieuwe ronde overheen of haal van alles weg. Ik kan dan nog wel tekenen of kleine oefeningen doen, om die wereld, uit het schilderij in te prenten.
Het is een zoekproces, al doende kom ik op gedachten en plannen. Het is dus heel veel verf erop zetten en er weer afhalen. Het uiteindelijke schilderij is meestal in 1 keer over een onderlaag van veel weggehaalde verf en vormen; een soort conclusie.
Wanneer is een werk af?
Een werk is af als alles in elkaar valt en er een beeld opdoemt. Het beste is als het een nieuwe wereld is met vormen of ruimtes die ik niet kende en die weerspiegelt hoe ik de wereld zie op dat moment in de tijd. En die me zicht geeft op nieuwe mogelijkheden.
Ongewone items in mijn atelier?
Misschien mijn stratenmakers koptelefoon, om mezelf helemaal af te sluiten.
Materiaal en kleur:
Ik werk het liefst met olieverf of aquarel. Olieverf omdat er met de substantie structuur en huid ontstaat. Een tastbaarheid / aanwezigheid. Dat is heel belangrijk voor me.
Met aquarel kan er een gevoel van transparantie en licht ontstaan en ook wel huid wat ik aantrekkelijk vind. Dat is meer verschijnen in plaats van zijn.
Stilte of muziek?
Tegenwoordig werk ik in stilte, jarenlang heb ik op vol volume een walkman opgehad.
Werk van collega’s:
Zelf heb ik een aantal werken van collega’s thuis, die ik heb geruild of gekregen. Het zijn werken van gelijkgestemde zielen.