Bij de tentoonstelling in MUHKA schreef Marc Ruyters een geweldige tekst zoals wij die zelf zouden schrijven. We proberen het niet, lees zelf maar. Het vangt in woorden wat je voelt en ziet als je de koppen en figuren van Maen Florin ontmoet. En de kunstenaar vertelt over haar beelden in de KunstUur uitzending die je hieronder kan bekijken.
“De beelden die Maen Florin maakt lijken niet te willen praten, ze sluiten vaak de ogen, kijken weg. Doen alsof ze je niet gezien hebben. Als je zoiets vaststelt is het onvermijdelijk: de sculpturen van Maen Florin ogen ‘antropomorf’. Ze hebben menselijke, maar ook ‘onmenselijke’ trekken, ze hebben vaak bizarre lichaamsvormen: grote oren, lange neuzen, vertrokken mond, al dan niet geloken ogen, vervormde ledematen, gekromde borstkassen… Het zijn figuren uit minder vrolijke sprookjes, uit onbehaaglijke dromen en milde nachtmerries.
De beelden zijn gemaakt in klei, diverse soorten van stoffen, plaaster, epoxy, polyurethaan enzovoorts, de laatste jaren meer en meer in keramiek. Ze staan op de vloer, op sokkels of op tafels, lijken voor zichzelf uit te staren, geluidloos te murmelen, met een ondefinieerbare desinteresse voor de kijker, u en ik dus.
De beelden zijn ‘down to earth’, geen allesverpletterende impact-door-volume, geen esthetiserend hedonisme, maar ook geen Hollywoodiaanse krachtpatserij & gruwel. Het zijn mensachtige figuren, zoals we ze zien als we buiten onze comfortzone stappen en met een existentiële onrust kijken naar wat er met het mensdom misloopt. Ze zijn ook vaak beschilderd, alsof de kleuren een gemoeds(on)rust moeten evoceren. Of misschien wel net camoufleren.
Het werd eerder al geschreven over het werk van Maen Florin: haar beelden schuiven zich in tussen humor en tragiek, tussen vrolijk en luguber, tussen stilte en lawaai, tussen berusting en agressie, tussen droom en nachtmerrie, en zo kunnen we nog een paar duo-woorden bedenken. Maar voor alles is er dat ene effect: dat van een mentale camouflage. Niets is wat het lijkt: de beelden – lijven én koppen – laten niet zomaar in zich kijken, ze verbergen zich. Wat ze doen is je eigen – daar zijn we weer – gemoeds(on)rust projecteren. Je ziet wat je (niet) wil zien, in een verbeelde reflectie.
Willen we het werk van Maen Florin vergelijken met dat van anderen in de hedendaagse kunstgeschiedenis? Dan komen we uit ergens in het schemerland tussen de oorverdovende stilte van Juan Muñoz en het geruisloze lawaai van Paul McCarthy.
Uiteindelijk: wat doet een goed, sterk beeld? Het kijkt terug naar de kijker en maakt iets los. Maar het antwoordt niet, het zwijgt en wacht af. Eindeloos, als dat moet. Kijken naar de beelden van Maen Florin is wachten op wat niet komen zal. De verstomming is redelijk verpletterend.”