De thema’s die terugkeren in het werk van Maria Roosen zijn vruchtbaarheid, groei, liefde en dood en telkens in een ambachtelijke uitvoering. Diverse technieken worden door haar ingezet: glasblazen, haken, breien, borduren, keramiek en tekenen. Grote glazen borsten in een fauteuil, een oneindig lange glazen rozenkrans om de nek van een heiligenbeeld, bomen met pastelkleurige lullen erin. Haar kunstwerken zijn indrukwekkend; zowel van onderwerp, materiaal, formaat en kleur.
De speciale editie Back to Base (2016-2018), 36,5 x 44 cm, hoogwaardige piëzografie in lijst.
We bezochten samen met Museumtijdschrift het atelier van Maria in Arnhem, een prachtige plek in een voormalige kazerne in Arnhem. Hier maakten we samen een keuze voor de speciale editie: Back to Base. Marina de Vries van Museumtijdschrift maakte een interview met Maria waarin ze vertelt over haar atelierleven en over de speciale editie.
Wat doe je als eerste als je je atelier binnenkomt?
“De kachel aansteken. Eerst maak ik het warm. Vervolgens ga ik opruimen en bereid ik een werkplek voor. Dat betekent dat ik op mijn werktafel nieuw tekenpapier klaarleg van verschillend formaat en nieuwe potten waterverf openmaak. Belangrijk: van alles moet genoeg zijn. Zo zorg ik voor voldoende vrijheid en concentratie om tijdens de snelheid van het aquarelleren mijn intuïtie te kunnen volgen.”
Hoe ziet jouw gemiddelde werkdag eruit?
“Ik zou willen dat ik een gewone werkdag had. Ik heb geen ritme, behalve dat ik eerst de hond uitlaat. Het kunstenaarsbestaan is best ingewikkeld. Ik zit ook veel achter de computer om e-mail te beantwoorden en foto’s op te sturen voor een tentoonstelling bijvoorbeeld. Die zakelijke dingen doe ik thuis. Soms ben ik de hele dag op pad. Als dat allemaal op orde is, heb ik een paar uur om in mijn atelier te werken.”
Je woont en werkt in hetzelfde gebouw. Hoe maak je je hoofd leeg?
“Door me af te zonderen, door alleen in mijn atelier te gaan zitten. Het atelier is mijn stilteplek, daar kan ik werken. Verder loopt alles door elkaar. Ik loop ook vaak ’s avonds nog even het atelier binnen om te kijken waar ik de volgende dag verder mee wil, of moet ik nog iets bestellen wat ik nodig heb? Eigenlijk ben ik dag en nacht bezig. Soms word ik daar wel een beetje gek van, ja. Wat me dan rust geeft is de was doen, in de tuin werken.”
Waar haal je je ideeën vandaan?
“Deels komen die vanzelf als ik aan het werk ga. Ik haal veel uit mijn directe omgeving: ik hoor een dennenappel knetteren in de kachel en denk ‘wat een bijzonder ding eigenlijk, dat het dichtgaat als het koud is en openspringt als het warm is’. Mijn ideeën komen vaak uit de natuur: dan kom ik in de tuin een mooie roos tegen en wil ik die schilderen. Niet de roos als ding, maar de geur van de roos, de kern, de beleving.”
Waarom wilde je ooit kunstenaar worden en is dat verlangen gerealiseerd?
“Ik wilde helemaal geen kunstenaar worden. Zo’n type met baret die totaal in zijn werk verdwijnt vond ik een beetje griezelig. Ik wilde tekenleraar worden en contact hebben met verschillende werelden. Uiteindelijk raakte ik zo gepassioneerd, dat ik na de lerarenopleiding naar de kunstacademie ben gegaan. Als ik me realiseer dat ik helemaal van mijn kunst kan leven en elke dag anders is, denk ik: het is me wel gelukt.”
Je bent vooral bekend vanwege je glaswerk. Wat is zo fascinerend aan glas?
“Pas op, ik noem mezelf nooit glaskunstenaar. Ik ben beeldhouwer. Het materiaal waarmee ik werk is onder meer glas. Het fascinerende aan glas vind ik dat het gestolde beweging is, gestolde energie, net als een aquarel. De tijd is belangrijk, het moment van maken. Eén verkeerde beweging en de aquarel is mislukt. Eén te snelle knip met de schaar of verkeerd humeur van de glasblazer of van mezelf, en het gaat niet. Maar het is een kick als alles bij elkaar komt.”
Welke plek heeft de aquarel in je oeuvre?
“In de buitenwereld ligt de nadruk vaak op mijn glaswerk, blijkbaar is dat sexyer. Maar de aquarel is mijn bron, daar komt alles vandaan. Daar zoek ik naar de essentie, naar wat nodig is in een beeld en wat weggelaten kan worden. Ik doe altijd vijf tekeningen, dat is de afspraak met mezelf. Het kan over van alles gaan. De eerste tekening is niks, daar zitten te veel ideeën in. De tweede is niet goed genoeg. Bij de derde kom ik bij de kern. Bij de vijfde denk ik ‘wat nu’? Dan ontstaat de vrijheid waarnaar ik zoek.”
Back to Base (2016)
Waarvandaan komt je fascinatie voor het lichamelijke?
“Het lichamelijke ben je zelf, het is een soort zelfportret. Ik ben altijd bezig met vragen als: waar sta ik, hoe voelt het, waar ga ik heen. Dat is ook waarom ik beelden maak, daar moet je je tot verhouden, eromheen lopen, ertegenaan botsen. Hoe ik op borsten en billen kom? Dat gaat vanzelf, ik denk op een gegeven moment: hoe ziet een borst er eigenlijk uit? Dan ga ik tekenen, met verf aan de slag, het van glas maken. Een borst is natuurlijk ook van belang als levensbron.”
Hoe is het werk ‘Back to Base’ ontstaan?
“Ik had last van mijn rug in die tijd en ga die pijn via tekeningen onderzoeken. Vervolgens realiseer ik me hoe belangrijk een ruggengraat is voor het menselijk lichaam. Ik heb ruggengraten getekend met allerlei woorden erop als een soort tatoeage. Uiteindelijk heb ik alle franje geschrapt, ik wilde ‘back to base’, terug naar de essentie, de onderrug. Zo’n onderzoek begint bij mezelf, maar als het goed is, herkennen andere mensen zich ook in dat werk.”
Hoe zie je jouw toekomst?
“Ik wil meer tijd hebben om de diepte in te gaan en om me te verhouden tot kunstenaars uit andere landen en culturen. Vanwege een biënnale was ik een aantal jaar geleden in Nepal. Daar heb ik prachtig werk gemaakt met mannen die normaliter op de trappen van de Monkey Tempel in Kathmandu borduursels maken voor toeristen in de traditionele tufttechniek. Zo’n uitwisseling geeft weer een andere blik. De wereld is te groot om je tot Nederland te beperken.”